Saamhorigheid, ook ná de crisis

Een golf van medemenselijkheid en solidariteit spoelt over de wereld. Geen beter moment om serieus werk te maken van fatsoenlijke wet en regelgeving rond milieu, klimaat, armoede en de bestrijding van pandemieën, schrijft Hans Beerends, World in Progress-vrijwilliger van het eerste uur.

Burenhulp, vrijwilligers die boodschappen rondbrengen en pamfletten in de supermarkt waarmee mensen zich aanbieden om eenzamen te bellen; mensen die samen –en op afstand- leuke dingen gaan doen. Er is creativiteit alom. Tegen alle vooroordelen in blijken mensen in noodsituaties bereid elkaar te helpen. Mensen ervaren zelfs dat voor elkaar open staan, voldoening geeft. En dat dit appelleert aan de kern van het menselijk bestaan. Maar blijft dat ook zo?

Zodra de coronapandemie over is, dan is het afgelopen met elkaar helpen, zo wordt wel voorspeld. En natuurlijk: mensen zijn geneigd om terug te vallen op zich zelf. Van de andere kant zie je, juist omdat deze pandemie iedereen raakt, dat veel mensen van plan zijn deze onderlinge solidariteit vast te houden, ook wanneer de crisis voorbij is. Althans dat lees je bijna dagelijks in de krant. In deze tijd van door de nood gedwongen bezinning, bekijken we reeds langer bestaande wereldproblemen zoals klimaat, milieu en armoede met nieuwe ogen.

Hans Beerends

Sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog zijn wij, zij en iedereen bezig de wereld op te bouwen. Koloniën werden onafhankelijk, in de meeste rijke landen ontstond de verzorgingsstaat. In arme landen werd door de plaatselijke bevolking, samen met lokale en nationale overheden, gewerkt aan voedselzekerheid, onderwijs en een begin van industrialisatie.

Na de dekolonisatie en de wederopbouw ontstond wereldwijd een gevoel van verantwoordelijkheid. Deze uitte zich in ontwikkelingshulp zowel van land naar land maar ook via internationale organen als de Wereldbank, het IMF en de Verenigde Naties. Ondanks burgeroorlogen en andere rampen is er dan ook zeker sprake van vooruitgang. Kindersterfte, hongersnood en ziekten zijn sterk teruggedrongen. Veel meer kinderen kregen onderwijs, de zorg werd sterk verbeterd. Het percentage mensen onder de absolute armoedegrens daalde rond de 70 procent in de jaren ‘50 tot rond de 12 procent vandaag.

Hoe wankel al deze vooruitgang is, beseffen we nu plotsklaps een totaal onbekend virus onze levens en die van velen in arme landen bedreigt. Het is dan ook de hoogste tijd voor wereldwijde wet- en regelgeving op het gebied van klimaat, milieu, het voorkomen van armoede en rond de bestrijding van pandemieën. Wet- en regelgeving, die gehandhaafd zal moeten worden door supranationale organisaties. Iets waar al decennia over gesproken wordt, krijgt thans een enorme urgentie. Wetenschappers, nationale en internationale vakbonden, kerkgenootschappen en veel politieke partijen pleiten daar al jaren voor. Ook het internationale bedrijfsleven raakt steeds meer overtuigd van het economische belang van een wereldwijde aanpak.

Willen al deze goede intenties verwezenlijkt worden, dan is het wel nodig dat de publieke instemming en betrokkenheid zo sterk toeneemt, dat er een breed politiek draagvlak ontstaat. Hier ligt een taak voor al die mensen die beroepsmatig of als vrijwilliger betrokken zijn bij het overbrengen van informatie. Van diegenen die educatief een rol spelen en actief kunnen en willen zijn door het stimuleren van dit positieve gedachtengoed in familieverband en vriendenkringen. Een wereld waarin alle bewoners op redelijke en menswaardige wijze kunnen leven, is uiteindelijk toch in ons aller belang.


hansbeerends@planet.nl